Foto:
Op je zeventiende in het Nederlands elftal staan; het was in de geschiedenis slechts zes spelers gegeven. Maar ook op achttienjarige leeftijd in Oranje spelen, kwam maar zelden voor. Een TOP-10 van jongste debutanten in de nationale ploeg.
1. Jan van Breda Kolff (17 jaar, 6282 dagen). De jongste debutant aller tijden is Jan Gualtherus van Breda Kolff. Hij stond op 2 april 1911 in Oranje in de vriendschappelijke interland tegen België (3-1), op het terrein van DFC in Dordrecht, waar 9000 toeschouwers op waren afgekomen. Het werd onder bondscoach Edgar Chadwick een grandioos debuut voor de speler van HVV uit Den Haag, want hij zorgde na een krap half uur voor de bevrijdende 2-0 van Nederland. Daarmee is hij dus ook meteen de jongste doelpuntenmaker ooit van Nederland. De in Medan, Nederlands-Indië, geboren voetballer kwam in totaal elf maal voor Oranje uit.
2. Mauk Weber (17 jaar, 6314 dagen). Mogelijk de enige speler van een tweede elftal die ooit werd uitgenodigd voor Oranje is Mauk Weber. De Hagenaar speelde bij de ‘reserves’ van ADO toen hij door bondscoach Bob Glendenning werd opgeroepen voor de vriendschappelijke interland tegen Denemarken, op 14 juni 1931 in Kopenhagen. Door twee goals van Wim Lagendaal won Nederland met 0-2. Weber werkte een goed debuut af en bleef daarna deel uitmaken van de selectie van het Nederlands elftal, waarmee hij ook naar het WK 1934 in Italië reisde. Ook op het WK vier jaar later in Frankrijk was hij er bij.
3. Dé Kessler (17 jaar, 6431 dagen). Johann Heinrich Hermann Kessler kan als een van de weinige spelers in de historie zeggen dat hij in twee nationale teams heeft gestaan: in het Nederlands voetbalelftal en het Nederlands cricketelftal; begin vorige eeuw geen zeldzame combinatie. Op 21 maart 1909 kwam HVV’er Kessler – geboren in Garoet, Nederlands-Indië – voor het eerst uit voor het Nederlands elftal, in de vriendschappelijke interland tegen België, die in het Kiel-stadion in Antwerpen met 1-4 werd gewonnen. Kessler maakte de tweede Hollandse goal en is daarmee de op één na jongste doelpuntenmaker ooit in het Nederlands elftal.
4. Mannes Francken (17 jaar, 6552 dagen). Het debuut van de aanvaller van HFC uit Haarlem – toen nog niet Koninklijk ‘geslagen’ – was geen onverdeeld succes. Op 29 april 1906 werd de ploeg van bondscoach Cees van Hasselt in België in een vriendschappelijke interland met 5-0 opgerold. Het was het derde officiële duel van het Nederlands elftal in de historie. Later vond de aanvaller alsnog regelmatig het net van de tegenstander, want hij kwam in 22 wedstrijden in Oranje tot het mooie aantal van zeventien doelpunten.
5. Piet van der Wolk (17 jaar, 6568 dagen). Eén van de zogeheten ‘Vier Musketiers’ bij Sparta aan het begin van de vorige eeuw was Petrus Andreas van der Wolk. De aanvaller stond met zijn ploeggenoten Bok de Korver, Cas Ruffelse en Huug de Groot garant voor succes voor de Rotterdamse club. Sparta pakte in zes seizoenen vijf maal de landstitel. Om die reden werd de rechtsvoor ook opgeroepen voor het Nederlands elftal – al kwam dat ongetwijfeld ook omdat de keuzeheer van Oranje, Edgar Chadwick, destijds eveneens de trainer van Sparta was. Zijn eerste van de zes interlands die hij speelde was op 13 maart 1910, uit bij België (3-2 verlies).
6. Koos van Gelder (18 jaar, 6586 dagen). In het toen zo geheten ‘Oude Stadion’ in Amsterdam werkte VUC-aanvaller Koos van Gelder onder bondscoach Bob Glendenning zijn eerste interland af, op 31 oktober 1926 tegen Duitsland. Door twee treffers van Wim Tap had Oranje lang zicht op een mooi resultaat tegen de sterke en taaie oosterburen, maar een eigen doelpunt van NAC’er Rat Verlegh ‘versjteerde’ het debuut van de Zuid-Hollander (2-3). Van Gelder was de eerste speler van VUC in de geschiedenis die Oranje haalde.
7. Guus de Serière (18 jaar, 6601 dagen). Guus de Serière is vooral in Haagse kringen een held. In 1914 zorgde hij er hoogstpersoonlijk voor dat HVV, een van de oudste clubs van het land, kampioen van Nederland werd. In de beslissingswedstrijd tegen Vitesse uit Arnhem bezorgde hij zijn ploeg met twee doelpunten hoogstpersoonlijk de Hollandse landstitel. Hij werd ook al op jonge leeftijd, net achttien jaar, geselecteerd voor Oranje. Op 2 april 1911 trad hij met de nationale ploeg op het DFC-complex in Dordrecht – toen een belangrijke thuisbasis voor het Nederlands elftal – aan tegen België. De zuiderburen werden vriendschappelijk met een nederlaag van 3-1 naar huis gestuurd.
8. Gerald Vanenburg (18 jaar, 6614 dagen). Van de periode sinds 1960 mag Gerald Mervin Vanenburg zich de jongste debutant ooit in Oranje noemen. In vroeger tijden, vooral toen het Nederlands elftal nog uit amateurs bestond, was het niet ongebruikelijk dat een speler al werd geselecteerd zonder eerst de volwassen leeftijd te hebben bereikt – in 1982 was dat gewoon uitzonderlijk. ‘Vaantje’ was dan ook al op prille leeftijd een zeer veelbelovend talent. Als speler van Ajax debuteerde hij op 14 april 1982 in Oranje, onder bondscoach Kees Rijvers. In het Philips Stadion, waar hij later met PSV veel successen zou vieren, werd Griekenland in een vriendschappelijk duel met 1-0 verslagen – doelpunt Edo Ophof. De frêle lichtvoetige middenvelder speelde uiteindelijk 42 maal voor Nederland.
9. Piet de Boer (18 jaar, 6624 dagen). De speler die het hoogste doelpuntengemiddelde in het Nederlands elftal in handen heeft, en dat waarschijnlijk ook wel zal houden, is KFC’er Piet de Boer. Op 28 november 1937 speelde hij zijn enige interland voor Oranje, een WK-kwalificatiewedstrijd tegen Luxemburg. Nederland won in een nieuwe Kuip – waar pas het tweede duel werd afgewerkt - met 4-0 en De Boer nam van dat kwartet treffers er drie voor zijn rekening. Het was zelfs een zuivere hattrick, want alle goals vielen in de tweede helft. Hij had er slechts 23 minuten voor nodig.
10. Joop Boutmy (18 jaar, 6636 dagen). Debuteren tijdens de Olympische Spelen; Johannes Wouter Boutmy was een van de weinige voetballers die dat kon zeggen. De pas achttienjarige speler van het Haagse HBS, geboren in Penang in Nederlands-Oost-Indië, speelde voor het eerst in het Nederlands elftal tijdens de Olympiade van 1912 in het Zweedse Stockholm. Hij versloeg in het Rasunda-stadion met zijn team Oostenrijk met 3-1 in de kwartfinale. Het zou een succesvol toernooi worden, want Oranje pakte in Scandinavië een bronzen medaille. Boutmy kwam in totaal tien maal uit voor Nederland.